Friese les op basisscholen: geen bekering met het "zwaard"!

zaterdag 05 februari 2005 22:43

De provincie moet de basisscholen niet voorschrijven hoeveel uren Fries ze aan leerlingen moeten geven. Dat zegt statenlid Albert Oostland van de ChristenUnie/SGP. De geschiedenis heeft genoeg aangetoond, dat Friezen zich niet laten dwingen en andere middelen vele malen beter zijn.

Fûler wêze?
 
Volgens onafhankelijk senator, Hendrik ten Hoeve, moet de provincie de basisscholen kunnen voorschrijven hoeveel uren Fries ze aan leerlingen moeten geven. Hij vindt dat “de FNP der wolris fûler posysje yn kieze mei as wy wend binne”. De angst voor de teloorgang van het Fries wordt ingegeven door het feit dat een dalend aantal Friezen nog Fries spreekt.
 
De heer Ten Hoeve is niet de eerste die zich zorgen maakt over de verdwijning van het Fries. In zijn gedicht De Friesche Poëet beklaagt Piet Paaltjens (+ 1867) zich al over het feit dat de Friese kinderen niet meer in eigen taal konden zeggen :”Wij, Friezen, zijn vrij!” En hij vervolgt in de volgende strofe: “Naar ploeg en naar koestal vluchtte
                                                    Uw taal, eenmaal Holland’s schrik,
                                                    Om uw steden te zien verzinken
                                                     In allerlei vreemde kwik (opschik).
 
Nu weet ik wel dat de toon van Piet Paaltjens enigszins badinerend is. Toch zal er een kern van waarheid hebben gezeten in het feit dat het Fries teruggedrongen was tot een bepaalde laag in de bevolking. Het is aannemelijk, omdat zijn tijdgenoten deze opmerking anders niet begrepen zouden hebben. Ook uit de rest van het genoemde gedicht blijkt dat de Friese cultuur op alle fronten teruggedrongen lijkt te worden en dat de Friezen zich laten inpakken door de Hollanders. Waarschijnlijk heeft zich hier het verschijnsel voorgedaan dat in feite een algemeen menselijke trek is,namelijk dat men alleen geneigd is iemand te imiteren als men hem of haar waardeert of bewondert.
 
 In “NederlandsTaalkunde” van M.C. van der Toorn wordt het verschijnsel van de Hollandse expansie beschreven. Een aansprekend voorbeeld vind ik nog altijd, hoe na de val van Antwerpen, in 1585 door de Spanjaarden ingenomen, de cultuurdragers van die tijd een goed heenkomen zoeken naar steden als Amsterdam, Haarlem en Leiden. Met name het ontstaan van de grachtengordels is aan deze immigranten te danken. Volgens Kloeke, een andere taalgeleerde, oefenen deze lieden een zekere invloed op de taal uit. Als voorbeeld noemt hij het verschijnsel van de diftongering. Diftongering wil zeggen dat een éénklank een tweeklank wordt dus bijvoorbeeld: muus wordt muis en ys (lees: ies) wordt ijs. Volgens Kloeke gebruikte de nieuwe import die diftongen en werden ze in de loop van de jaren door de oorspronkelijke bevolking overgenomen. Ook het naast elkaar voorkomen van woordparen als ontvangen/krijgen, reeds/al, spoedig/gauw, waarbij de eersten in onze oren nog steeds iets deftiger klinken, zou op deze manier verklaard kunnen worden. De nieuwe import wordt gezien als rijk en bewonderenswaardig en men gaat deze lieden imiteren.
 
Heel anders gaat het met de invloed van het Duits op onze taal. Vijf jaren bezetting leveren slechts het woord “bunker”in onze taal op ten koste van het Nederlandse “kazemat”. Maar de Duitsers hebben hun hielen nog niet gelicht of een vloedgolf van Engelse woorden en uitdrukkingen overspoelt ons land. Vrucht van onze zeer geadoreerde bevrijders.
 
Nu even terug naar het verhaal van de heer Ten Hoeve. Een dalend aantal Friezen zou nog Fries spreken. Een onderzoek van Omrop Fryslân heeft dat aangetoond. Het zou interessant zijn om te onderzoeken wie die Fries sprekenden dan nog zijn. Als het Fries inderdaad is teruggedrongen naar “ploeg en koestal” dan staat het er denk ik niet goed voor. Maar als het Fries wordt gesproken door een brede laag in de bevolking die men bewondert en wil navolgen dan zijn de perspectieven gunstig. In dat verband zijn optredens van de “Kast” en andere Friestalige groepen van onschatbare waarde geweest. Maar ook het feit dat een aantal “pommeranten” als burgemeesters, directeuren van grote bedrijven en instellingen, kunstenaars van naam, officieren van justitie en last but not least onze volksvertegenwoordigers in raden en staten het Fries spreken en zich daarvan blijven bedienen, draagt meer bij aan de verbreiding van het Fries dan welk ander middel dan ook.
 
Het voorstel van de heer Ten Hoeve is in mijn optiek het slechtst denkbare wat het Fries zou kunnen overkomen. Friezen laten zich niet bekeren met het “zwaard”. De geschiedenis heeft dat meer dan eens bewezen.
 
Albert Oostland
(Docent Nederlands en namens ChristenUnie/SGP lid van Provinsjale Steaten fan Fryslân).
 
PS. Ik bewonder veel Friessprekende statenleden. Ik had dit artikel daarom graag in die taal geschreven als mijn kennis van het geschreven Fries voldoende was geweest.

« Terug

Archief > 2005

Geen berichten gevonden