Bijdrage debat ATF

woensdag 22 oktober 2003 19:03

Inbreng van statenlid Otto van der Galiën, ChristenUnie/SGP

Voorzitter,

Toen ik vroeger als klein jongetje met mijn vader en moeder in onze auto vanuit Broeksterwoude naar Leeuwarden reed, passeerden we altijd de Grote Wielen. Daar stond een of ander aftands gebouwtje met een zeer fascinerende tekst. Rampen komen, stond erop. Jarenlang was deze tekst zichtbaar voor het publiek dat langs de Grote Wielen trok. Rampen komen, het heeft iets fatalistisch, iets onontkoombaars. En dat de tekstschrijver gelijk had, is gebleken. Talloze rampen voltrokken zich over de wereld en ook over ons Nederland. Vandaag spreken we over de ATF-ramp. Een ramp die grotendeels in de schaduw is gebleven van de vuurwerkramp van Enschede. Een opmerking die je vaak hoort is deze: deze ramp was toch niet te voorkomen geweest! Met de uitspraak dat rampen nooit te voorkomen zijn, ben ik het eens. Echter gezien alle gebeurtenissen rond deze ramp, was het weldegelijk mogelijk geweest deze brand te voorkomen. Ik kom dan tot de kern van mijn verhaal: vertrouwen en verantwoordelijkheid. Deze twee begrippen zullen als een rode draad door mijn betoog lopen.

Tijdens onze hoorzitting van 6 oktober bleek duidelijk dat veel mensen in het getroffen gebied weinig vertrouwen meer hebben in de overheid. De roep om een breed onafhankelijk onderzoek klonk. Ook omdat er van verschillende zijden melding is gemaakt van ziekteverschijnselen. Ik denk aan het bericht van de politie en ook aan wat een aantal aanwezigen bij de hoorzittingen naar voren bracht over ziekteverschijnselen bij mens en dier. Deze zaken rechtvaardigen een onafhankelijk onderzoek. Wij zijn benieuwd wat het college van zo’n onafhankelijk onderzoek vindt. Wij waarderen de poging die de gedeputeerde heeft gedaan in contact te komen met inwoners van Smalle Ee. Wij zijn benieuwd of de contacten inmiddels gelegd zijn.

In de loop van de jaren zijn verschillende rapporten verschenen over de ATF-ramp. Bij mijn weten is het nu voor het eerst dat er gesproken wordt over de verantwoordelijkheid van de provincie. Akkoord, het Openbaar Ministerie vond het niet nodig de provincie strafrechterlijk te vervolgen voor haar rol. Toch is er volgens onze fractie voldoende reden het functioneren van de provincie kritisch te bekijken. De provincie heeft steken laten vallen op het handhavingsgebied. Met een aantal voorbeelden zal ik dit proberen te verduidelijken. Bij brief van 29 november 1999 meldt de brandweer Smallingerland dat de brandweer heeft geconstateerd dat er op het terrein van ATF maar liefst 6000m2 hout ligt opgeslagen, verdeeld over 2000m2 schoon hout, 2000m2 licht verontreinigd hout en 2000m2 zwaar verontreinigd hout. Totaal betekende dit dat er minimaal 2000m3 hout lag, waaronder zwaar verontreinigd hout. ATF had vergunning voor 400m3 houtopslag. Nu hak ik zelf nog wel eens wat hout voor mijn houtkachel. Het verschil tussen 4 en 5m3 hout zie ik niet zo best, maar het verschil tussen 5 en 10m3 zie ik wel. Laat staan het verschil tussen 400m3 en 2000m3! Maar de provinciaal controleur tilt hier niet zo zwaar aan. In de aanvraag voor een nieuwe vergunning was sprake van 400m3 hout, de controleur houdt dit op een typefout. Er zal wel 4000m3 bedoeld zijn. Op 16 en 17 december 1999 brengt de provincie een controle onderzoek. Tijdens het controlebezoek zijn geen overtredingen geconstateerd. Waar is die berg hout gebleven? Over deze en andere zaken hadden we graag met iemand van de brandweer Smallingerland willen spreken. Echter ons verzoek om een gesprek werd door de gemeentesecretaris en het college van B en W geweigerd. Onbegrijpelijk! Met dit soort acties wek je als gemeente juist de schijn dat er wat aan de hand is.

Overigens is de zaak op 29 maart 2000 nog niet op orde. Weer worden overtredingen bij de houtopslag geconstateerd.

Voorzitter,

Onze fractie heeft zelf een analyse laten maken van kuilvoer. Deze kuilbult is gemaakt van gras, wat gemaaid is een aantal dagen na de brand bij ATF. Het perceel waar het gras vanaf komt ligt ruim buiten de verplichte maaizone, zoals die na de brand was ingesteld. Ik denk dat het perceel grasland zo’n 4 kilometer van de ATF ligt. Het monster is genomen op 19 augustus 2003 door het bedrijf Blgg Oosterbeek uit Oosterbeek. U kunt op het uitgedeelde papier zien dat hierbij veelal hogere waarden gemeten worden dan bij de metingen door het RIVM. Vooral de waarden voor koper, lood, zink en arseen springen in het oog. Als er bij de metingen van het RIVM al sprake is van hoge concentraties vinden we die alleen op 1000 meter van de brand. Wij hebben gemeten op een veel grotere afstand. Als u kijkt in de kolom ‘elders’, vindt u nergens deze hoge concentraties. Wat zegt dat over het onderzoek van het RIVM? Het RIVM heeft de monsters niet goed gemengd en heeft daarom resultaten van metingen gemiddeld. Hierdoor is een beeld ontstaan wat niet strookt met de werkelijkheid.

Tijdens onze hoorzitting hoorden we een boer zeggen dat verschillende schapen van hem op onverklaarbare wijze stierven. Het land van deze boer ligt vlakbij ons meetpunt. Als we kijken naar de hoeveelheid koper in het gras zou hier een relatie kunnen liggen. Het is algemeen bekend dat koper en schapen niet samengaan. Dit zou verder onderzocht dienen te worden.

Laten we eens kijken naar de rapporten van het college. Gedeputeerde Baas beloofde in mei 2003: de onderste steen moet boven. Daartoe zegde hij een rapport toe. Veel later dan gezegd kregen wij het eerste rapport. Bijna 150 vragen waren er nog bij de verschillende fracties. Hoezo de onderste steen? Er verscheen een reactienota. Ook deze nota roept nog weer vragen op. Is nu echt de onderste steen van Baas boven? De fractie van ChristenUnie/SGP denkt van niet. De reactienota spreekt zich hier en daar tegen, er zijn zaken die niet kloppen.

Als we kijken naar het rapport zoals wij dat van het college hebben gekregen is het opvallend dat het rapport van het milieu recherche team naar de achtergrond wordt gedrongen. Het lijkt wel of de conclusies die dat team trekt niet door het college worden gedeeld. Of is dit slechts schijn? Ik citeer weer punt 5 van de conclusies en aanbevelingen van het rapport: Geconstateerd is dat verantwoordelijkheden onvoldoende worden genomen (door worden geschoven naar brandweer, verzekeraar, certificeerder etc.) en onvoldoende schriftelijk worden vastgelegd. Dit is onacceptabel. Het bevoegd gezag moet de regie in handen houden waar het gaat om de vergunningverlening en de adviezen die daarop betrekking hebben. Einde citaat.

De provincie grijpt zaken aan om het eigen paadje schoon te vegen. Zo wordt het NIBRA-rapport omarmd. Dubieus op verschillende gronden. PS hebben dit rapport niet kunnen en mogen inzien. GS wel. Onze controlerende taak als volksvertegenwoordigers wordt hier belemmerd. Dit onderkent ook officier van justitie Boelen. Maar zegt hij: Inzage in het NIBRA-rapport kan leiden tot niet-ontvankelijk verklaring bij de strafzaak tegen ATF. Of inzage door GS hiertoe zal leiden, zal blijken bij de behandeling.

De provincie neemt nogal wat zaken over uit het NIBRA-rapport. Hoe terecht is dit? Het college geeft zelf al aan dat de beweringen van het NIBRA nog bewezen moeten worden. Het college neemt dus onbewezen zaken over. Interessant is de vraag hoe het NIBRA aan de gegevens is gekomen. Volgens ons eigen onderzoek is het NIBRA-rapport gebaseerd op interne politie- en brandweerrapporten. De vraag mag gesteld worden hoe deskundig politie en brandweer waren op het gebied van gevaarlijke stoffen. Helaas moeten we constateren dat deze instanties niet deskundig genoeg waren. Van de politie mag je dat misschien niet verwachten, van de brandweer wel. Maar het feit dat de brandweer met water ging blussen, terwijl bekend was dat dat niet moest, geeft aan dat de brandweer niet deskundig genoeg was. Ook is het NIBRA nooit bij ATF geweest om de situatie ter plekke te bekijken. Er zijn geen gesprekken gevoerd met werknemers en directie van ATF. Om zo een rapport te schrijven, lijkt balanceren op een dun koord zonder vangnet. Wij hebben een aantal onderzoekers deze gang van zaken voorgelegd. Unaniem is men van mening dat op deze manier geen rapport samengesteld mag worden. Wij durven de stelling hier dan ook wel aan dat tijdens de rechtzaak het NIBRA-rapport geen rol zal spelen. Wij denken dat het verstandig is als het college afstand neemt van alles wat het college over het NIBRA-rapport heeft opgenomen in de twee nota’s.

Voorzitter,

Ten tijde van de brand werkte ATF met een gedoogbeschikking. De enige sanctie op overtreden van deze beschikking was het stilleggen van ATF. Dit wordt helder uiteengezet in antwoord 91. Maar wat doet de provincie op 17 maart 2000? Men schrijft een brief naar ATF waarin gedreigd wordt met het opleggen van een dwangsom. Met dit soort acties wek je geen vertrouwen. Het geeft ook wel aan dat de provincie niet op de hoogte was van de voorschriften. Hoezo een betrouwbare overheid?

In de reactienota spreekt het college steeds van het feit dat R2B Inspecties de brandblusinstallatie op 1 minder belangrijk punt afkeurde. Maar in het laatste rapport van R2B Inspecties, gedateerd 26 november 1999, is sprake van 4 veranderpunten en 2 verbeterpunten waarop de installatie wordt afgekeurd. Al in november 1998 had R2B gewezen op de brandwerendheid van de draagconstructie. We kunnen dus concluderen dat er tussen november 98 en 99 niets is gebeurd om dit probleem te verhelpen. Sterker nog, bij de volgende controles vindt R2B meer mankementen. Hier wreekt zich het feit dat de provincie haar taak als Wm bevoegd gezag niet adequaat uitvoert. Hier had de provincie haar verantwoordelijkheden moeten nemen en moeten optreden tegen ATF.

Als we kijken naar het rapport van het controlebezoek van 11 februari 2000 dan staat het daar klip en klaar: Op basis van 6 punten afgekeurd. Dit is voor geen tweeërlei uitleg vatbaar. Wij zijn dan ook zeer benieuwd naar de verklaring van het college over het feit dat het college zegt dat de brandblusinstallatie slechts op 1 punt is afgekeurd. Deze opmerking strookt niet met de feiten. Des te merkwaardiger is het dat gedeputeerde Mulder tijdens de commissie W en M van 17 mei 2000 zegt dat het bedrijf wel gecertificeerd was. Het antwoord dat het college geeft op vraag 122 houdt geen stand. Er was niet sprake van 1 afkeuringsgrond, maar van 6! Blijft het college bij haar standpunt dat het slechts om minder belangrijke zaken gaat of erkent het college haar fouten op dit gebied? Dit alles betekent dat de provincie op of omstreeks 11 februari 2000 op de hoogte was van het afkeuren van de brandblusinstallatie. Eigenlijk is dat natuurlijk meer dan anderhalf jaar te laat. Al in 1998 keurt R2B de installatie af. Toen al had de provincie in moeten grijpen. De provincie had actief moet vragen naar de inspectierapporten. Voor ons is het heel duidelijk: de provincie had ATF moeten stilleggen. Het argument dat er dan een opeenhoping kwam van afval gaat niet op. Immers na de brand op 12 mei moest het chemisch afval ook ergens anders heen. Toen kon het ook, dus had het ook in februari gekund. Waar een wil is, is een weg. Is het college het met ons eens dat ATF best stilgelegd had kunnen worden?

Ook wil ik nog even stilstaan bij de brand zelf. De ventilatieroosters sloten niet automatisch bij de brand. Hierdoor kon schuim weglopen. Dit weglopen van het schuim is, volgens het college, niet de oorzaak geweest van de escalatie van de brand. Maar het het blijven openstaan van de luiken wel. Immers hierdoor wordt zuurstof naar binnengezogen. Dit wakkert het vuur aan. En omdat er in het dak luiken zaten werkte dit als een schoorsteen. Denk maar aan mijn houtkachel. Daar zitten ook 2 ventilatieroosters op, waarmee ik de zuurstoftoevoer kan regelen. Hoe verder die roosters openstaan, hoe beter mijn kachel brandt. De luiken in het dak bij ATF werkten als schoorsteen, de roosters als zuurstoftoevoer. Is het college met ons van mening dat die luiken volgens de CPR 15-2 richtlijn niet in het dak hadden mogen zitten? Is het college met ons van mening dat het door mij geschetste beeld de oorzaak is geweest van de escalatie van de brand?

Ook wil ik nog wijzen op het afvoeren van gras na de brand in opdracht van LNV. Normaal gesproken vindt bemonstering plaats. Wij gaan er vanuit dat dit hier ook gebeurd is. Als overheid wil je toch weten wat er op het land is terechtgekomen. In onze ogen is het onbegrijpelijk dat de provincie niet op de hoogte is van de resultaten van dat bemonsteringsonderzoek.
Na de brand wil het college ATF blijven toestaan om gevaarlijk afval en klein chemisch afval te sorteren. Opvallend is dat zowel de gemeente Smallingerland als het ministerie van VROM dit niet acceptabel vinden. Minister Pronk gaat heel ver in zijn brief van 19 mei 2000: Ik acht het echter in deze situatie niet verantwoord dat de overige activiteiten worden voortgezet. Het milieubelang is hiermee niet gediend en de doelmatigheid is hier niet mee gebaat. Indien ATF gebruik zou maken van haar inzamelvergunning zonder te beschikken over een bewaarlocatie is sprake van een activiteit die strijdig is met het beleid. Einde citaat. Ook spreekt Pronk nog over de veiligheidsaspecten. Hij verzoekt het college af te zien van het voornemen tot het toestaan van de aan-, afvoer- en sorteeractiviteiten. Tenslotte merkt Pronk nog op dat er voldoende capaciteit bij andere vergunninghouders is voor het inzamelen van klein chemisch afval. Op 26 mei vindt overleg plaats tussen gedeputeerde Mulder en ATF. Mulder stemt erin toe dat wagens met al dan niet gevaarlijk afval gedurende weekenden op het terrein van ATF mogen worden gestald, zij het dat ze ver van elkaar geparkeerd moeten worden. De brandweer is het hier niet mee eens. Toch gebeurt het.

In de periode direct na de brand worden opnieuw diverse overtredingen geconstateerd bij ATF. Volgens een brief van de gemeente Smallingerland van 23 juni 2000 is de toezichthouder op de hoogte gesteld. Maar er volgt geen handhavingsactie. Ook in een interne memo van 18 juli 2000 wordt geconstateerd dat er zaken gebeuren die niet kunnen. In de memo staat dat op 16 november 1999 afspraken zijn gemaakt tussen de provincie, het OM en VROM. Ik citeer: zolang ATF zonder vergunning – doch op basis van een gedoogbesluit in werking is, zal elk toezichtcontrolebezoek gezamenlijk met de politie worden uitgevoerd. Zodra sprake is van een overtreding van een voorschrift van de gedoogbeschikking of van de verlopen vergunning, zal strafrechtelijk worden opgetreden op basis van overtreding van artikel 8.1 lid 1 van de Wet Milieubeheer. Ik stel voor de tweede keer vast dat niet overeenkomstig de gemaakte afspraak is gehandeld. Einde citaat.

Wat is de reactie van het college op deze gang van zaken? Is er daadwerkelijk, samen met politie, gecontroleerd? Of is deze afspraak door de provincie aan de laars gelapt? In de zomer van 2000 zijn nog meer overtreding geconstateerd. Zijn hierop processenverbalen gevolgd?

Voorzitter,

Ik kom tot een afronding. Het door mij geschetste beeld van de provinciale handhavingsacties rond ATF stemt mij somber. Het beeld van een falende provincie, een gedeputeerde die wel iets heeft gehoord, maar zich niet alles meer kan herinneren is in de loop van ons onderzoek bevestigd. Daar komt nog bij dat gedeputeerde Mulder de commissie W en M van 17 mei onjuist en onvolledig inlichtte over het veiligheidscertificaat. Voorwaar geen gering politiek feit. Daarom college, erken uw falen in het handhavingsgebeuren rond ATF en steun onze oproep om een onafhankelijk onderzoek.

« Terug

Archief > 2003

Geen berichten gevonden